Uit onderzoek van de Europese Federatie voor transport en omgeving (T&E) blijkt dat Nederland behoort tot de landen met de duurste treinkaartjes van Europa.
Kennis
Gemiddeld kost een rit 17 cent per kilometer, en in 2026 stijgt de prijs nog eens met 6,5 procent. Een belangrijke reden voor die hoge tarieven is de uiterst betrouwbare en intensieve dienstregeling van de NS.
Paul van de Coevering, lector Mobiliteit bij BUas, geeft duiding aan deze situatie. Het Nederlandse spoor is “een van de drukste ter wereld” en functioneert bijna “als een landelijk metronetwerk”. Tussen grote steden, zoals Eindhoven en Amsterdam, rijdt bijvoorbeeld elke tien minuten een trein. Volgens Van de Coevering kost het enorm veel geld om vanaf vroeg in de ochtend tot laat in de avond zo’n hoge frequentie te bieden, terwijl de gemiddelde bezettingsgraad maar rond de 30 procent ligt. De hoge kosten voor deze intensieve dienstregeling drukken direct op de kaartprijs.
Daarnaast benadrukt Van de Coevering dat de NS kostendekkend moet opereren en nauwelijks subsidie ontvangt. Terwijl spoorbedrijven in andere Europese landen wél aanzienlijke overheidssteun krijgen, moet de NS zijn inkomsten voornamelijk uit kaartverkoop halen. Meer subsidie zou het treinkaartje kunnen verlagen, zegt Van de Coevering, maar dat betekent een hogere belastingdruk voor iedereen.
Reizigersvereniging Rover betwist dat veel treinen verliesgevend zijn, maar erkent wel dat Nederland de trein duur maakt door politieke keuzes: de NS krijgt slechts 13 miljoen aan subsidie, terwijl er bijna 3 miljard uit kaartverkoop komt.
Tot slot maken zowel Rover als Van de Coevering zich grote zorgen over mobiliteitsarmoede. Van de Coevering wijst erop dat sommige gezinnen nog maar 50 tot 100 euro per maand hebben voor mobiliteit, wat soms gelijkstaat aan één retourtje tussen Breda en Amsterdam. Zonder extra overheidsbeleid zal een groeiende groep Nederlanders de trein simpelweg niet meer kunnen betalen.